Polly Murray

Polly Murray leefde met haar gezin in het plaatsje Old Lyme in de staat Connecticut in de VS. Polly had al jaren lang klachten van gewrichtspijn, hoofdpijn en vermoeidheid, maar de vele artsen die zij bezocht konden geen diagnose stellen behalve die van hypochonder. Polly bracht velen uren door in de universiteitsbibliotheek om zelf uit te vinden wat ze nu eigenlijk mankeerde. In het midden van de 70-er jaren werd eerst haar oudste zoon ziek en kort daarna haar jongste. Beiden hadden last van gewrichtspijnen, vermoeidheid, hoofdpijn en griepverschijnselen, maar ook verscheen er bij beiden een rode ring met daarna bij één zoon meerdere rode ringen. Beiden konden zich alleen nog maar met krukken voortbewegen. Toen ook haar man en dochter ziek werden, was voor haar de maat vol. Zij nam in oktober 1975 contact op met het Department of Health of the State of Connecticut.

Ongeveer op het zelfde moment nam ook Judith Mensch contact op met deze afdeling, omdat haar dochter arthritis had en haar buurmeisje eveneens. Judith’s dochter werd in het ziekenhuis opgenomen en kreeg de diagnose osteomyelitis (ontsteking van het beenmerg). Ze kreeg intraveneus antibiotica toegediend, maar toen na een paar dagen de bloedgegevens negatief waren, evenals de kweek, werd de behandeling gestopt. Ze kreeg de diagnose juveniele reumatoïde arthritis JRA. Toen ook haar buurman klachten van arthritis kreeg en zij bemerkte dat er veel kinderen van de lokale school dezelfde klachten vertoonden, had zij het vermoeden dat hier iets bijzonders aan de hand was.

David SnydmanDavid Snydman was indertijd epidemioloog bij het Department of Health of the State of Connecticut. Toen hij in oktober 1975 terug kwam van vakantie vond hij twee briefjes op zijn bureau met het verzoek Polly Murray en Judith Mensch te bellen. Na zijn telefoontjes met beide dames, belde hij lokale artsen met de vraag hoeveel arthritis patiënten zij hadden. Het werd hem al snel duidelijk dat, hoewel exacte cijfers ontbraken, zoals hij het zelf zei: "There is a hell lot of arthritis out there!". Als opgeleid epidemioloog zette hij een oriënterende studie op, hij bezocht patiënten met dezelfde klachten, interviewde artsen en kwam tot de conclusie dat hier iets bijzonders gebeurde.

Allen SteereDr. Allen Steere had als epidemioloog een twee jarige opleiding bij de CDC in Atlanta gevolgd en werkte als reumatoloog aan de Yale University in New Haven Connecticut. Dr. Steere ontving verschillende patiënten die werden door gestuurd met arthritis en op zekere dag in november 1975 werd hij opgebeld door David Snydman met zijn bevindingen over de arthritis gevallen in en om het plaatsje Lyme. Er werd een studie gestart en 51 patiënten die voldeden aan de studie criteria werden onderzocht: 39 kinderen en 12 volwassenen. Het patroon van gewrichtsklachten was in 69% monoarticulair (één gewricht) en in 29 % oligoarticulair (meerdere gewrichten). De arthritis begon plotseling met de knie als het meest voorkomend, gevolgd door de pols en enkel en kaakgewricht. De duur varieerde van één week tot zes maanden. Verder werd opgemerkt dat zelfs bij gezwollen gewrichten er sprake was van weinig pijn. Andere klachten waren hoofdpijn, vermoeidheid, koorts, algemene malaise en spierpijn. Geen van de kinderen had iritis wat men bij JRA zou verwachten. Dertien personen (25%) had een rode ring als huiduitslag gehad en slechts één persoon wist dat hij gebeten was door een insect.

Old LymeDr. Allen Steere publiceerde de gegevens van deze studie met een cluster (rond Old Lyme) van arthritis patiënten in het januari/februari 1977 nummer van "Arthritis and Rheumatism". Hij dacht dat hij een nieuwe ziekte had ontdekt en noemde deze (juvenille) Lyme arthritis.
Dr. Steere maakte twee fouten en verdient daarom niet het krediet wat hem is toebedeeld.
Ten eerste zag hij niet de samenhang met het EM wat enige maanden eerder optrad, omdat er in het begin geen communicatie was tussen hem en de dermatologen.
De tweede fout was dat hij de Europese literatuur niet bestudeerd had en dat hij zelfs de Amerikaanse studieboeken niet kende die het EM al hadden beschreven in samenhang met een tekenbeet. In een tweede publicatie van juni 1977 in "Annals of International Medicine" bleef men erbij dat antibiotica ineffectief was, omdat men geloofde dat de oorzaak een virus was en dat er geen oorzakelijk verband was met het EM. Deze conclusies bleken later onjuist te zijn. Dat men in Europa al veel verder was met deze ziekte en dat Dr. Steere deze ziekte eigenlijk herontdekte blijkt uit het volgende overzicht.

  • Reeds in 1883 had de Duitser Alfred Buchwald een degeneratieve huidconditie beschreven die zestien jaar duurde en die hij diffuse idiopatische huid atrofie noemde. Dit is de eerste beschrijving van wat wij nu acrodermatitis chronica atroficans noemen.
  • In 1902 introduceerden Dr. Karl Herxheimer en Dr. Kuno Hartman de naam acrodermatitis chronica atroficans, hetgeen later ACA Herxheimer werd.
  • Op een bijeenkomst van de Zweedse Vereniging van Dermatologen presenteerde Dr. Arvid Afzelius in 1909 een ringvormige huiduitslag welke zich naar buiten toe vergrootte met een helder centrum. Men vermoedde dat deze huiduitslag, tegenwoordig beter bekend als EM, ontstond na de beet van een Ixodus teek.
  • Eveneens in dat jaar beschrijft Dr. Ricketts dat een Rickettsia-bacterie de "Rocky Mountain spotted fever" veroorzaakt en overgebracht wordt door een tekenbeet.
  • In 1910 beschrijft de Oostenrijkse arts Dr. Wilhelm Balban een blauwrode circulaire huiduitslag dat volgt op een insectenbeet en dat tien dagen duurt.
  • In 1911 wordt door de Zwitserse onderzoeker Jean Louis Burkhardt voor de eerste keer een lymfocytoma beschreven. Dit is na het EM en de ACA het derde huidverschijnsel bij Lyme.
  • Acht jaar later verbindt Dr. Strandberg een tekenbeet met het lymfocytoma.
  • In 1922 beschrijven Charles Garin en Charles Bujadoux in een artikel ("Paralysie par les tiques" in "Journal Medical Lyon") de samenhang van het EM, de pijnlijke neurologische aandoening meningoradiculoneuritis en paralysis van de deltaspier (tegenwoordig craniale zenuw palsy). De wetenschappers beschreven dit ten onrechte als een teken paralysis, hetgeen eigenlijk het Bannwarth’s syndroom is.
  • Sven Hellerström, van het Karolinska Instituut in Zweden, legt in 1930 de samenhang tussen het EM en meningitis en speculeert dat deze veroorzaakt wordt door een tekenbeet. Hij speculeert dat een spirocheet de oorzaak is en dat deze zich bevindt in het CZS en niet in het bloed.
  • In 1941 beschrijft de Duitse arts Dr. Alfred Bannwarth de drie neurologische Lyme-ziekte verschijnselen in vijftien patiënten: ernstige zenuw pijn, craniale zenuw palsy en meningitis, nu bekent als het Bannwarth’s syndroom. Hij noemt het chronic lymfocytic meningitis en maakt niet de samenhang met het EM noch is hij op de hoogte van de bevindingen van Garin en Bujadoux.
  • In 1946 wordt voor het eerst succesvol penicilline bij de behandeling van ACA.
  • Op het congres van de Southern Medical Assosiation in Ohio presenteert Sven Hellerström dat een tekenbeet een huiduitslag EM en neurologische problemen veroorzaakt. Hij rapporteert dat antibiotica succesvol is en dat de Ixodus teek de vector is. Zijn theorie wordt belachelijk gevonden, omdat er tot dan toe nog geen EM in de VS is gerapporteerd.
  • Carl Lehnhof, van het Karolinska Instituut in Zweden, vindt een kleurmethode om de spirocheten microscopisch zichtbaar te maken. Hij demonstreert dat voor 27 verschillende ziekten, inclusief EM huidbiopten.
  • In 1950 wordt door Bianchi in Duitsland succesvol lage gedoseerde IV antibiotica toegepast bij patiënten met een EM.
  • In 1951 vind men, dat na de start van de antibiotica behandeling bij ACA patiënten, een verergering van de symptomen optreed net zoals bij syfilis en men noemt dit de Jarish-Herxheimer reactie.
  • Dr. T. Grüneberg denkt dat de J-H reactie bij ACA patiënten komt door een spirocheteninfectie.
  • In 1954 geeft J. Pascoud de samenhang aan tussen het EM, lymfocytoma en het Bannwarth’s syndroom.
  • Dr. Hans Götz voert voor het eerst een huidtransplantatie met een EM van een patiënt op hem zelf uit en ook bij hem ontstaat een EM, die hij met antibiotica behandelt.
  • In 1956 wordt een gedetailleerde beschrijving gegeven in een Amerikaans medisch studieboek over het EM, hoewel alleen gevallen uit Europa beschreven zijn.
  • Rudolf Scrimenti, een dermatoloog in Wisconsin, rapporteert voor het eerst een EM in de VS bij een patiënt, die als hobby-jager een tekenbeet had opgelopen.
  • In 1973 beschrijft de Duitse neuroloog Dr. Rudolf Ackermann meningoradiculitis bij 47 patiënten en herontdekt het Bannwarth’s syndroom en de publicaties van Garin en Bujadoux uit 1922. Meer dan 40 jaar bleven deze belangrijke bevinden verborgen.
  • Een collega van Ackermann, Dr. Klaus Weber, beschrijft een geval van EM en meningitis waarbij orale antibiotica faalden, maar hoog gedoseerde IV antibiotica succesvol waren.
  • In 1976 beschrijven Dr. William Mast en William Burrow, beide verbonden aan de US Navy Submarine Medical Centre in Groton Connecticut (op een paar kilometer van Old Lyme), tien gevallen van EM die zij met antibiotica behandelen. Enkelen ontwikkelden arthritis en werden gezien door Dr. A Steere, die vervolgens concludeerde dat de antibiotica niet werkten.

  • Willy Borgdorfer
    In 1981 wordt door Willy Burgdorfer, een Zwitserse entomoloog die voor de Rocky Mountain Laboratories werkte, de Borrelia bacterie gevonden in de maag van de Ixodes scapularis teek. Later wordt de veroorzaker van de Lyme-ziekte: de Borrelia burgdorferi, naar hem vernoemd.






  • Een jaar later vindt Dr. R. Ackermann spirocheten in de Ixodus ricinus teek in Duitsland en hij behandelt het EM met antibiotica. Hij komt tot de conclusie dat de ziekte veroorzaakt wordt door een spirocheet vanwege de terugkomende verschijnselen net zoals bij syfilis en relapsing fever.
  • Prof. Dr. Ackermann is één van de belangrijkste wetenschappers in Duitsland, die zich meer dan 30 jaar verdiept heeft in de Lyme-ziekte. De door hem ontwikkelde antigenen-testen met hele cellysaten hebben een hoge sensitiviteit en worden gebruikt in het Borrelia laboratorium van Laboratoriumsmedizin in Keulen, waar hij nog lang na zijn pensionering, als adviseur aan verbonden was.
  • Voor het eerst wordt in 1983 in Connecticut de Borrelia burgdorferi geïsoleerd bij een patiënt met een EM.
  • Dr. R. Ackermann vindt in 1983 antilichamen tegen Borrelia burgdorferi in patiënten met een EM en het Bannwarth’s syndroom. Twee jaar later laat hij zien dat er negatieve antilichamen-testen zijn bij patiënten met een EM, waarschijnlijk als gevolg van de verlate immuun respons en de glucoproteinen van de bacterie die beschermen tegen een immuunreactie.
  • In 1983 voorspelt Dr. Willy Burgdorfer dat Lyme Disease de nummer één tekeninfectie zal zijn in de VS.

De Europese wetenschap was dus al veel verder dan de Amerikaanse toen Dr. Steere in 1977 voor het eerst de Lyme artritis beschreef. Later werd de naam veranderd in Lyme Disease omdat het niet alleen om artritis ging. Nog steeds wordt door velen gedacht dat de ziekte voor het eerst in 1975 in Old Lyme optrad, maar waarschijnlijk bestaat de aandoening al veel langer maar kreeg nooit de aandacht die Polly Murray en Judith Mensch er aan gaven. Wetenschappers van een museum in Massachusetts vonden in teken, die van geconserveerde muizen uit het jaar 1894 komen, de Borrelia burgdorferi. Getuige deze gegevens is de ziekte er minstens 100 jaar, zowel in de VS als in Europa en het is jammer dat de naam nooit veranderd is in de meer passende naam Borreliose, wat een infectie met Borrelia bacteriën betekent. Opmerkelijk is de vondst van Borrelia DNA in het lichaam van Ötzi de ijsmummie van Similaun die ongeveer 3300 jaar v. Chr. leefde.