Borreliose
- Details
Borreliose wordt overgebracht door teken, maar waarschijnlijk ook door steekvliegen en muskieten. Hoewel de overdracht van moeder op kind in de literatuur beschreven is, bestaan bij verschillende wetenschappers sterke aanwijzingen dat de Borrelia bacterie ook door seksualiteit kan worden overgedragen. Dr. Bach bevond bij 40% van de mannelijke patiënten het sperma positief. Verder is de bacterie aangetoond in moedermelk, koemelk en vlees, hoewel de relevantie hiervan nog onduidelijk is.
In Europa is de Ixodes ricinus, de schapenteek, de vector. De teken doorlopen verschillende levensstadia en voor elk hebben zij een bloedmaaltijd nodig. De eitjes worden meestal gelegd op muizen, die ongeveer in 40% van de gevallen met Borrelia geïnfecteerd zijn, of kleine knaagdieren die zo de larven voortbrengen waaruit de nimfen ontstaan die overgaan in de volwassene teek. Verdere gastheren zijn de huisdieren en vogels. Alleen de vrouwtjesteek neemt een bloedmaaltijd voordat zij haar eitjes legt en het mannetje speelt daarom geen rol. De nimf en de volwassen teken spelen dus een rol bij de overdracht van de Borrelia bacterie. De nimfen zijn beduidend kleiner dan de volwassen teken en daardoor ook moeilijker op te merken. Het aantal nimfen is in de lente en zomer beduidend groter dan de volwassen teken.
In Amerika is de herten- of berenteek, Ixodus scapularis, de voornaamste vector van de Borrelia bacterie op de mens, hoewel andere teken ook Borrelia kunnen overdragen. De Borrelia bacterie wordt bij de teken in de maag aangetroffen maar ook in de speekselklieren. Het is niet geheel duidelijk of een minimale hoeveelheid van bacteriën moeten overgedragen worden op de mens om een infectie te veroorzaken. Echter is de kans op infectie groter naarmate de teek langer aan het lichaam is gehecht. Sommige wetenschappers zeggen dat een teek minimaal 24 uur aan het lichaam moet zijn vastgehecht, echter komen infecties ook na kortere duur voor omdat de teek op een onjuiste manier is verwijderd waardoor de maaginhoud in de wond werd gebracht. De teken brengen bij de beet een bloedstollingstof in de huid en een stof die er voor zorgt dat het immuunsysteem verlaat reageert. Tijdens het bloedzuigen wordt het bloed geconcentreed en de vloeistof terug gegeven, waardoor de infectie plaatsvindt.
Het aantal tekenbeten is de laatste 10 jaar verdubbeld. Epidemiologische studies laten zien dat het aantal infecties met Borrelia toe neemt. Ook laten studies zien dat het tekenbestand en het percentage teken dat geïnfecteerd is toeneemt. De veranderde milieu omstandigheden zijn hier waarschijnlijk de oorzaak van, waaronder de verandering van de woonomgeving naar natuurlijke biotopen, de vrijetijdsbesteding in de natuur, de veranderde landbouw op ecologische wijze en de klimaatveranderingen.
Wat zeker een rol speelt is ook het vakantie-en reisverkeer, waardoor de infecties ook in het buitenland worden opgelopen.
De bacterie verantwoordelijk voor de ziekte van Lyme behoort tot de Borrelia sensu lato, dit is een spirocheet evenals de bacterie Treponema pallidum die syfilis veroorzaakt.
Borrelia sensu lato omvat verschillende genospecies t.w. B. burgdorferi sensu stricto, B. garinii, B. afzelii, B. valaisiana, B. lustiania. Van de eerste drie weten we dat ze humaan pathogeen zijn en van de laatste twee is de klinische relevantie nog niet geheel duidelijk.
In Amerika komt alleen B. burgdorferi s.s. voor terwijl in Europa een sterke toename te zien is van B.valaisiana en B. garinii. Uit verschillende studies blijkt dat de verschillende genospecies verschillende pathogenese, verschillende antibiotica resistentie in vitro hebben en niet door alle immunotesten worden gedetecteerd. Deze verschillen zorgen voor zowel bij de diagnose als bij de behandeling voor problemen.
Naast dat de teek een vector is voor de Borrelia kunnen ook andere infectieziekten door een beet veroorzaakt worden zoals, TBEV (FSME), Ehrlichiose, Ricketsiose, Bartonellose en Babesiose. Hoewel exacte gegevens over de meeste co-infecties in Nederland ontbreken is het oplopen van een co-infectie door een tekenbeet niet uit te sluiten tijdens vakanties of reizen naar andere landen.
De ziekte van lyme verloopt net als syfilis in verschillende stadia.
Een paar dagen tot weken na de tekenbeet en de infectie treedt er een rode kring als huiduitslag op. Deze rode vlek genaamd erythema migrans (EM) verdwijnt meestal spontaan weer. Echter bij een groot deel van de patiënten verschijnt deze EM niet of wordt niet opgemerkt omdat deze op een minder toegankelijke/zichtbare plaats zit. Ook wordt er door minder dan 50% van de patiënten een tekenbeet herinnerd. In de eerste weken treden dan griepachtige klachten op met hoofd en nekpijnen, licht koorts, pijn in de ledematen en algemene malaise. Een gedeelte van de patiënten geneest spontaan, het RIVM houdt het op 80% maar recente exacte cijfers ontbreken. Ook is niet geheel duidelijk of dit een tijdelijke soms zelf jarenlange symptoomvrijheid is zonder dat de bacterie geheel uit het lichaam is verdwenen om eventueel later voor een hernieuwde opleving te zorgen. Een studie van Vukadonov geeft aan dat één derde van de patiënten asymptomatisch blijft in de 1ste fase en dat 57,4% van de patiënten in de late fase kwamen vanwege een onjuiste behandeling.
Na deze lokale uiting (EM) van de ziekte, gaat deze zonder behandeling over in het tweede of gedissemineerde stadium. De bacterie is door het gehele lichaam verspreidt en heeft zich in elk orgaan genesteld waarbij, de gewrichten, het hart en het CZS favoriet zijn.
Uitingen van dit stadium zijn dan ook zenuwpijnen in gezicht en ledematen, hoofdpijnen, nekpijnen, lage rugpijnen, gewrichtspijnen, hartproblemen, cognitieve stoornissen, algemene vermoeidheid, enz.
Bij het voortschrijden van de ziekte komt deze na een jaar in het chronische, het 3de stadium of late Lyme-ziekte. De symptomen zijn die van het tweede stadium maar nemen vaak in hevigheid toe.
Twee andere lokale vormen van de ziekte van Lyme die bijna uitsluitend in Europa voorkomen zijn, het ACA (acrodermatitis chronica athrophicans) en het lymphocytoom (lymphadenosis benigna cutis).
De diagnose van de Lyme-ziekte dient te geschieden op basis van de klinische verschijnselen. De gebruikte bloedtesten als ELISA en Western Blot zijn zeer onnauwkeurig vanwege de sensitiviteit, reproduceerbaarheid en de enge samenstelling van de uitgangsantigenen suspensies, waardoor antilichamen bij de patiënt niet gedetecteerd worden. Tevens worden antilichamen pas na enkele weken geproduceerd volgens de officiële lezing, zodat bloedtesten in het begin van de infectie niet waardevol zijn. Eveneens komen seronegatieve patiënten voor.
Door de grote verscheidenheid van de symptomen en de vaak negatieve bloedtesten bij de Lymepatiënten, volgt er dan ook vaak een misdiagnose als, ME, fibromyalgie, MS, ALS enz.
De ziekte wordt behandeld met antibiotica, in de vroege stadia met orale en in het late stadium met intraveneuze antibiotica. Over de duur, de dosering en de keuze van de antibiotica is veel onenigheid. Echter een hogere dosering en een verlengde therapie geven betere resultaten. Ook combi-therapieën en sequentiële behandelingen worden vermeerd in de praktijk gebracht vanwege het positieve resultaat.
Het is duidelijk dat de verschijnselen van de ziekte van Lyme uiteen lopen van een milde tot een zeer ernstige vorm en zich manifesteert als een recurrerende, persisterende en refractaire aandoening. De duur van de behandeling kan, door het ontbreken van een adequate test (gouden standaard) die aantoont dat de bacterie uit het lichaam verdwenen is, dan ook alleen empirisch worden vastgesteld en pas worden gediscontinueerd nadat symptoomvrijheid is opgetreden.
Literatuur
- Details
Habálek Z
Distribution of Borrelia burgdorferi s.l. genomic groups in Europe: a review
Priem S et al.
Borreliose in Deutschland
Ergebnisse einer bundesweiten Ärzteumfrage
Epidemiologie und Therapie der Lyme-Arthritis und anderer Manifestationen der Lyme-Borreliose in Deutschland
De Mik EL et al.
The geographical distribution of tick bites and erythema migrans in general practice in The Netherlands.